Boer rond 1800 was verder dan wij
Onderzoeker Frans Aarts werkte in Wageningen jarenlang aan de vraag hoe melkveehouders hun grond, gewassen en mest zo goed mogelijk kunnen benutten. Tot zijn verrassing ontdekte hij dat zijn armoedige voorouders in de Peel en Kempen dit omstreeks 1800 al heel goed wisten. Hij schreef er een boek over.
Met al zijn kringloopkennis in het achterhoofd bestudeerde Aarts de landbouw in de Peel en Kempen omstreeks 1800. Hij schreef er een boek over. ‘Ik kom uit Deurne, mijn voorouders ook. Vroeger was het daar doffe ellende. Mijn voorouder Mathijs Aarts is er in 1781 geboren. Zijn vrouw overleed toen ze 37 jaar was, enkele maanden na de bevalling van hun vijfde kind. Hij hertrouwde, waarna nog drie kinderen werden geboren. Toen Mathijs op 61-jarige leeftijd stierf, waren zeven van deze acht kinderen al gestorven. Alleen mijn overgrootvader leefde nog. Hij was 10 jaar.’
In die tijd was Brabant een kolonie van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, die zware belastingen oplegde. Bovendien kwam er geregeld een leger langs dat voedsel confisqueerde. Aarts las veel over deze periode, maar miste de landbouwkundige blik. ‘De historici meldden dat de Brabantse landbouw achterlijk was, maar ik ben zelden een achterlijke boer tegengekomen. Hij boert met redenen; er zijn steeds oorzaken. Die wilde ik vinden.’
Aarts’ voorouders op de arme zandgrond rond Deurne konden geen veevoer en mest kopen, maar haalden toch verrassend hoge opbrengsten, ontdekte de onderzoeker toen hij werkte aan zijn boek. ‘Ze ontwikkelden de plaggencultuur. Graslanden werden gehooid en er werden plaggen gestoken die samen met heidemaaisel gebruikt werden als strooisel op stal. De stalmest ging naar de akkers. Ze concentreerden de mest op de akkers en verarmden zo de omgeving.’
Dit was geen duurzame landbouw, waarschuwt Aarts. ‘Die jarenlange verarming van de omgeving gaat een keer fout. Op enig moment verandert de hei in een stuifzandvlakte.’ Maar knap was het ook. ‘De Kempense boer maakte iets uit niets. Hij ging de koeien opstallen, om hun mest beter te kunnen benutten. Toen het veevoer slechter verteerbaar werd, ging de boerin het koken zodat de koeien het wel vraten. De boeren schepten oude bodemlagen naar boven om de bodemvruchtbaarheid te verhogen. En ze gingen spurrie telen in het najaar om extra veevoer te hebben. Ze compenseerden de voortgaande uitputting met steeds meer arbeid.’
De Franse bezetting maakte uiteindelijk een einde aan de roofbouw. Brabant veranderde van een kolonie in een provincie en belastingen werden niet langer naar Holland gebracht, maar geïnvesteerd. Bovendien stopten de boeren met de verkoop van rogge. Die voerden ze voortaan aan hun koeien, waardoor de veestapel toenam en er voldoende mest beschikbaar kwam. Rond 1900 was er in de Peel en Kempen sprake van evenwichtsbemesting.
Lezing door Frans Aarts.
Contact: info@peelenkempen.nl
Frans Aarts schreef een boek over dit onderwerp. Het is gratis te downloaden vanaf website peelenkempen.nl