Lezing over het graven van de Zuid-Willemsvaart
Ad Hartjes verzorgt bij heemkundekring Onsenoort op dinsdag 17 januari een lezing over het graven van de Zuid-Willemsvaart, een belangrijke scheepvaart verbinding tussen Maastricht en de Maas. Dit belangrijke waterstaatkundige werk werd aangelegd tussen 1822 en 1826. De lezing is in de Remise in Drunen en begint om 19.30 uur, zaal opne om 19.00 uur. De kosten bedragen 5,- inclusief koffie bij binnenkomst. Opgave vóór 13 januari via de mail: bestuur@hkkonseoort.nl
De Zuid-Willemsvaart is vernoemd naar koning Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, een van de voortrekkers van meerdere kanaalprojecten. Het graven van de Zuid-Willemsvaart was bedoeld als een uitbreiding van de belangrijkste vervoerswegen, indertijd de waterwegen, en moest de ontsluiting worden van het zuiden van Nederland en daarmee de handel met het noorden van Nederland bevorderen. De “Willemsvaart” moest een kortere en vooral een meer betrouwbaar alternatief gaan vormen voor de Maas, tot dan de belangrijkste verbinding tussen de industrie rondom Luik en de grote handelsplaatsen in de Noordelijke Nederlanden. Er lagen zelfs plannen om dit kanaal uiteindelijk door te trekken tot Amsterdam.
De ontsluiting van de tussenliggende gebieden speelde nauwelijks een rol; bijna overal ging het kanaal aan de toenmalige bebouwing voorbij. In 1818 verscheen het Koninklijk Besluit tot de aanleg van een kanaal Luik–’s-Hertogenbosch. Het daaropvolgende jaar ontwierp de hoofdingenieur van de Rijkswaterstaat, A.F. Goudriaan, het definitieve projectplan. Het plan kreeg van Willem I de goedkeuring op 6 augustus 1821, met uitzondering van het gedeelte Luik–Maastricht, dat pas in 1850 zijn definitieve vorm zou krijgen. Het aan te leggen kanaal werd genoemd naar Koning Willem I. De latere Zuid-Willemsvaart. Deze werd in vier delen aanbesteed en aangelegd, onder leiding van de ingenieur B.H. Goudriaan, de zoon van de bekende Waterstaat ingenieur A.F. Goudriaan. Het traject Maastricht–Lozen werd aangelegd onder leiding van Ingenieur De Sermoise, het traject Lozen–Helmond en het traject Helmond tot de uitmonding in de Maas bij het fort Crèvecœur door Ingenieur Goedkoop. Eind 1822 ging de eerste spade in de grond in. Het laagste gelegen deel van het kanaal, in het Brabantse deel. werd op 1826 geopend.
Om het hoogteverschil van 40 meter te overbruggen waren oorspronkelijk 21 sluizen nodig. In het verleden lag er bij elke sluis een ophaalbrug. In het huidige kanaal liggen nu nog 16 sluizen. Vanuit onder andere Schijndel en Helmond worden sluizen en ophaalbruggen tegenwoordig op afstand bediend. Het vergoeden van onder meer de onteigenende gronden zou nog jaren, na de in gebruik name, aanslepen voordat de eigenaren hun geld kregen. Het nieuwe kanaal werd en wordt nog altijd intensief gebruikt voor handelsgoederen en heeft een belangrijke impuls gegeven aan de gebieden waardoor het kanaal is aangelegd, denk aan Veghel, Weert en Maastricht. Maar het kanaal was in het begin, tot ongeveer 1870, ook van groot belang voor het vervoer van passagiers met speciale passagiersboten. Dit soort vervoer verdween na 1870 meer en meer als gevolg van de concurrentie door de spoorwegen en de streektrams en natuurlijk later de auto.
Bij de foto: Een van de sluizen in de Zuid Willemsvaart (collectie HKK Onsenoort)